WEG VAN HARMONIE
DEN HERTOG - HOUTEN
Originally published in English in the U.S.A. under the title: Hundred Crickets Singing, by Cathy Gohlke Copyright © 2022 by Cathy Gohlke Dutch edition © 2023 by Uitgeverij Den Hertog B.V. with permission of Tyndale House Publishers. All rights reserved. vertaling: Eveline de Boer-van Vliet ISBN 978 90 331 3222 3 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
5 P r o l o o g Opeens was er een enorme donderklap. Een bliksemschicht doorkliefde de lucht en spleet de dikke takken van de eeuwenoude eik voor Garden’s Gate. De boom was daar al geplant vóór 1765, het jaar waarin de Revolutie begon. God sprak in die storm. In een tornado van regen, wind en vuur sprak Hij een oorverdovend oordeel uit over No Creek en de wereld. Door Zijn genade doofden stortregens de hoog opgeschoten vlammen in de boom en vatte het huis geen vlam. Wel viel de eik met krakend geweld door het dak. Daardoor sprong een zolderdeur open naar een wereld waar niemand van ons weet van had. Deze wereld zou ons leven voorgoed veranderen – en alles wat we over No Creek, de Belvideres en onszelf voor waar hadden aangenomen. Zo’n onverwachte, heftige storm kan dat denk ik teweegbrengen: alles door elkaar rammelen en geesten uit het verleden laten herleven. Fragment uit het dagboek van Celia Percy No Creek, North Carolina
7 Ho o f d s t u k 1 maart 1944 No Creek, North Carolina Het was rond middernacht en door de razende storm raakten ze totaal doorweekt. Toch sleepten de veertienjarige Celia Percy en haar elfjarige broertje Chester een zwaar tentdoek uit de schuur naar de zolder. Daar deden ze hun uiterste best om de bijna tweehonderd jaar oude spullen en schatten van het geslacht Belvidere te beschermen tegen de striemende hagel en regen. Maar pas bij het licht van de nieuwe dag gaf de zolder zijn geheimen prijs. Celia kon haar ogen niet geloven toen ze de beschadigde zolder zag in het felle licht van de winterzon. ‘Hier zit een kamer – een zolderkamertje, verstopt onder de dakrand.’ Ze floot zachtjes en kreeg kippenvel op haar roze armen. ‘Denk je dat Miss Hyacinth van deze ruimte afwist? Of Miss Lill?’ vroeg Chester, met grote ogen. Hij trok het doorweekte tentdoek van een paar oude kistjes af. Die stonden tegen de stenen schoorsteen in het midden van het smalle kamertje van amper één bij drieënhalve meter. ‘Daarover hebben ze nooit iets gezegd, in elk geval niet tegen mij. Geen idee of ze het wisten. Er zit geen deur in.’ Celia kon amper geloven dat zo’n geheime kamer echt bestond. Ze woonden nu al drie jaar bij Miss Lill in Garden’s Gate en hadden er nooit iets over gehoord.
8 ‘Kijk eens, daar zit wel een deur. Die zat alleen verstopt.’ Met zijn magere, winterbleke armen trok Chester een kamerhoog, bijna vergaan gordijn opzij, waardoor een deur in de muur zichtbaar werd. ‘Gesloten.’ Hij wrikte aan de deurknop. ‘En aan de andere kant dicht gestuukt.’ ‘Waarom zou iemand dat doen?’ Dat kon Celia niet bedenken. Chester trok zijn wenkbrauwen op en veegde een donkerbruine haarlok van zijn voorhoofd. ‘Het is een mysterie.’ Opgewonden hapte Celia naar adem. ‘Zeg dat wel...’ ‘Laten we eens kijken wat er in die hutkoffers zit.’ Celia wilde niets liever dan meteen gaan snuffelen, maar ze moest ervoor zorgen dat zij en Chester op tijd op school kwamen. Mama is niet mals als ze erachter komt dat we hebben gespijbeld, ook al is het hiervoor. ‘Na schooltijd. We moeten wachten tot na school.’ ‘We kunnen toch niet weg met dit gat in het dak?’ ‘Het gaat volgens mij niet regenen. Laten we de spullen zo goed mogelijk afdekken. We moeten Olney Tate vragen om het dak te maken. Ik zal een berichtje achterlaten in de winkel bij Pearl Mae en hem vragen om na schooltijd langs te komen.’ ‘Maar Celia...’ ‘Niks maar Celia. Je weet dat mama dit zou zeggen. Ik wil niet dat Pearl haar opbelt met allerlei verhaaltjes en ze zich zorgen gaat maken. Mama heeft al genoeg op haar bordje nu papa zo toegetakeld in het ziekenhuis ligt. Zorg ervoor dat je vanmorgen je jas aantrekt. Pearl Mae kijkt vanuit de winkel naar de bushalte en geeft letterlijk elk woord door aan haar moeder en mama. Trouwens, het heeft geen zin om kou te vatten en dood te gaan.’ Chester trok een grimas. ‘Vast niet.’ ‘Als mama denkt dat het niet goed met ons gaat, pakt ze de eerste de beste trein in Norfolk, en hoe moet het dan met papa?’ Hun moeder had hen niet graag alleen gelaten, nu Miss Lill in Engeland zat en Ida Mae bij haar zus in New York. Maar de enige voorwaarde dat hun vader zijn werk op de scheepswerf terug zou krijgen, was volledig herstel.
9 ‘Hij heeft u nodig, mama, echt,’ had Celia haar verzekerd. ‘Wij redden het prima. Wat kan er in die paar weken nu misgaan?’ Celia wilde heel graag op het rechte pad blijven nu haar moeder en Miss Lill weg waren. Kan ik er wat aan doen als er problemen op mijn pad komen? Het was geen nieuwe klaagzang. s t s Niemand had half maart zo’n storm verwacht – geen sneeuw, maar ijskoude stortbuien en windstoten met tornadokracht. ‘Tja, dat noemen ze de Iden van maart,’ mijmerde Olney Tate, jarenlang de klusjesman van Garden’s Gate en verder van iedereen die hem nodig had. Hij kwam langs nu Celia en Chester uit school waren. ‘Het is de laatste stuiptrekking van de winter voordat de lentedooi inzet. Meestal krijgen we sneeuw.’ ‘Sneeuw was beter geweest,’ stemde Chester in. ‘Nou ja, liever niet te veel,’ zei Olney hoofdschuddend. ‘De bliksem spleet de boom in tweeën. Dat zagen we vanuit het keukenraam. Het was net klaarlichte dag. Het was alsof God Zelf sprak.’ Celia raakte weer opgewonden van het dramatische gebeuren. ‘Maar goed dat jij en Chester nog niet naar boven waren gegaan om te slapen. Zo’n dikke boom, je weet het maar niet, die had ook naar de tweede verdieping kunnen doorslaan.’ Celia huiverde en duwde die gedachte weg. ‘Dat gat in het dak kan niet zo blijven.’ ‘En die boom op zolder ook niet,’ zei Chester bezorgd. ‘Dat denk ik ook niet,’ verzuchtte Olney, terwijl hij zijn pet weer opzette. ‘Laten we naar zolder gaan en eens kijken wat er moet gebeuren.’ Hij ging de trap op en liep naar de andere kant van de kamer, waarvan een groot deel door de enorme boom werd geblokkeerd. Heen en weer lopend nam hij de maat op. ‘Ik ga praten met de broeders van Saints Delight. We moeten met z’n tweeën of drieën die takken afzagen, de boom in stukken hakken en een
10 tentdoek op het dak krijgen voordat ik het kan repareren. Wat er in de tuin ligt, kan wel een paar dagen wachten. Jullie blijven weg uit deze puinhoop totdat het veilig is. Ik wil niet dat er takken op jullie hersenpan vallen.’ ‘Maar we wilden...’ begon Chester, maar Celia gaf hem een stomp met haar elleboog. ‘Au! Waarom doe je dat?’ Celia haalde diep adem. Broertjes zijn onmogelijk. ‘Wat wilden jullie?’ vroeg Olney, terwijl hij Chester met zijn goede oog aankeek. ‘Niks hoor,’ greep Celia in, terwijl ze tussen Olney en Chester in ging staan. ‘Celia Percy.’ De grijzende wenkbrauwen van Olney schoten omhoog. ‘Met mij wil je geen ruzie krijgen. Je oren worden rood als je het me niet eerlijk vertelt, dat weet je.’ Celia trok een gezicht. ‘We willen alleen op onderzoek uit.’ ‘Wat willen jullie onderzoeken?’ Olney keek alsof hij geen van de twee kinderen vertrouwde. ‘De zolder!’ zei Chester, die zijn mond niet kon houden. ‘Daar is een geheime kamer, met kisten en koffers. Kom maar eens kijken!’ Nu de aap uit de mouw was, kon Celia zich niet langer inhouden. Samen met Chester sjorde ze het zware tentdoek opzij en onthulde ze het gangetje aan de andere kant van de zolder. Door de wand die ervoor stond, leek het net alsof de zolder daar ophield. ‘Wel heb ik ooit...’ fluisterde Olney vol ontzag. ‘Geen idee hoelang dat daar al zit. Waarschijnlijk al sinds het huis gebouwd is.’ Hier had Celia al de hele dag over zitten piekeren. ‘En in deze oude koffers hebben we nog niet eens gekeken. Waarom staan al die spullen hier? Waarom verstoppen ze die hier, zodat niemand ze ziet?’ ‘Om die reden. Zodat niemand ze ziet en niemand het weet. Ongelooflijk. Ik heb mijn vader en zijn vader, God hebbe hun ziel, nooit geloofd.’ Olney schudde zijn hoofd en streek met zijn hand over de grijze stoppels op zijn bruine kin. ‘Verborgen... Dat moet ruim tachtig jaar zijn geweest. Ik zou zweren dat het niet kon,
11 omdat de oude heer Belvidere de Klan leidde. Wat een verscheurde familie.’ ‘Wat kon er niet?’ vroeg Chester nieuwsgierig. ‘Wat jullie hier zien, is een schuilplaats. Een ruimte voor onderduikers, voor mensen op de vlucht, die zich hier konden verbergen totdat het veilig genoeg was om verder te trekken.’ ‘Vluchten waarvoor? Veilig voor wat?’ vroeg Chester. Maar bij Celia begon het te dagen. ‘Slavernij.’ Olney spuugde het woord bijna uit. ‘Slavernij en slavenjagers.’
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==